Een gaap. Een fronsende wenkbrauw. Een opmerking waaruit onbegrip blijkt.
En dat terwijl je voor je gevoel iets simpels uitlegt.
Waarom kunnen mensen je niet volgen? En belangrijker: wat kun je eraan doen?
Er bestaat een techniek waarmee je mensen altijd soepel – stap voor stap – door je verhaal loodst. Ook als dat over een complex onderwerp gaat.
Sinds ik trainingen ook online geef, gebruik ik de techniek steeds vaker.
En denk ik: waarom heb ik dit niet eerder gedaan?
Rijgen
De techniek waarover ik het heb, heet ‘rijgen’.
Tenminste, zo noem ik haar. Voor zover ik weet, is er geen officiële naam voor.
Als je rijgt, verbind je een nieuw concept aan een ´oud´ concept. Een concept dat je publiek al kent.
Klinkt simpel?
In de praktijk is het dat zeker niet altijd. Daarom: 6 adviezen om goed te rijgen.
1. Koppel nieuwe concepten expliciet aan bekende concepten
Theta-interacties.
Zonder context zegt zo’n concept weinig. Een concept wordt pas begrijpelijk als het is gekoppeld aan iets bekends.
Daarom zijn metaforen en analogieën ook zo effectief.
Ook als je rijgt, gebruik je dit mechanisme.
Je verbindt een nieuw concept dan altijd aan een concept dat je al hebt geïntroduceerd. Een concept dat daardoor ‘bekend’ is geworden.
Bijvoorbeeld:Dit voorbeeld komt uit een Nature-artikel. Voor de leesbaarheid heb ik de het voorbeeld iets versimpeld.- Als je ouder wordt, gaat je werkgeheugen achteruit.
- Dat werkgeheugen gaat achteruit als bepaalde breincircuits minder goed zijn verbonden.
- Dat deze circuits minder goed verbonden zijn, komt door problemen met twee zogeheten theta-interacties.
- Deze theta-interacties kunnen we met een nieuwe methode stimuleren.
Zoals je ziet is elk nieuw concept expliciet gekoppeld aan een concept uit de vorige bullet.
Daardoor is de rol van de complexe ‘theta-interacties’ in dit verhaal direct helder. Zelfs voor mensen die niets over die interacties weten.
Als kenniswerker wil je vaak iets vertellen over complexe, specialistische concepten als theta-interacties. Bijvoorbeeld over spin-roosterrelaxatietijden (natuurkunde), Whole Life Costing (bouw) of allogene hematopoietische stamceltransplantatie (gezondheidszorg).
Door te rijgen verbind je zo’n specialistisch, onbekend concept in stapjes aan een algemeen bekend concept. Een concreet, alledaags concept dat je publiek al kent.
Je verhaal heeft dan eigenlijk een trechtervorm: het gaat van breed (algemeen) naar smal (specifiek).
Als je zelf rijgt, raad ik aan om verbindende concepten (de woorden die je herhaalt in de volgende bullet) ook met kleur te markeren. Net als in het voorbeeld.
Dit is overigens niet mijn idee. Het komt van wetenschappelijk schrijfcoach Anna Clemens.
Dus zo ziet goed rijgen er dan schematisch uit:
- A … B
- B … C
- C … D
2. Sla geen stappen over
Introduceer je een nieuw concept zonder te rijgen? Dan sla je eigenlijk een stap over.
- Als je ouder wordt, gaat je werkgeheugen achteruit.
- Dat bepaalde breincircuits minder goed verbonden zijn, komt door problemen met twee zogeheten theta-interacties.
Met deze verhaallijn veronderstel je kennis. Je gaat ervan uit dat je publiek weet dat het werkgeheugen samenhangt met de breincircuits.
Of dat het die link zelf kan leggen.
Soms is dat zo, maar ga er niet te makkelijk vanuit. Vooral als je complexere concepten introduceert.
Als expert overschat je namelijk al snel je publiek. Dat verschijnsel heet ook wel ‘The curse of knowledge‘.
Zelfs als je weet dat je publiek zelf het verband kan leggen, is het vaak beter om te rijgen. Je verhaal wordt daardoor soepeler, minder hobbeligEen overgang die begrijpelijk is, maar hobbelig aanvoelt, is bijvoorbeeld:
Elk jaar neemt het aantal elektrische auto’s toe.
De grootste uitdaging voor beleidsmakers is waar en wanneer ze laadpalen moeten plaatsen..
Dus rijg niet zo:
- A … B
- C … D
3. Introduceer één concept per keer
Als je rijgt, bouw je je verhaal stap voor stap op.
Meestal is het verstandig om daarbij één stap tegelijk te zetten. Dat betekent: één nieuw concept per keer.
Als je dat niet doet, moet je publiek waarschijnlijk te hard werken.
- Als je ouder wordt, gaat je werkgeheugen achteruit.
- Het werkgeheugen gaat achteruit als bepaalde breincircuits minder goed verbonden zijn, wat komt door problemen met twee zogeheten theta-interacties.
Deze vuistregel kent één uitzondering.
Spelen in je verhaal meerdere gelijkwaardige concepten een rol? Dat is het meestal logisch om die wél tegelijk te introduceren.
In dat geval is het extra belangrijk om de structuur van je verhaal expliciet te maken.
- De twee theta-interacties zijn de theta-gamma-fase-amplitudekoppeling (1) en de theta-fase-synchronisatie (2).
- De theta-gamma-fase-amplitudekoppeling (1) vindt plaats in de temporale cortex.
- De theta-fase-synchronisatie (2) vindt plaats in de frontotemporale cortex.
Dus rijg (meestal) niet zo:
- A … B
- B … C … D
4. Start met het bekende concept
Een bekend schrijfadvies is ‘complexity last‘.
Dit houdt in dat je eenvoudige informatie aan het begin van de zin zet. En complexere informatie aan het eind van de zin.
Ook als je rijgt is het goed om deze aanpak te gebruiken: door zinnen te beginnen met het concept dat je publiek al kent.
Het nieuwe concept is immers altijd ‘complexer’, moeilijker te verwerken.
Doe je dat niet, kan weet je publiek pas later waar het aan toe is.
- Je werkgeheugen gaat achteruit als je ouder wordt.
- Minder goede verbindingen in bepaalde breincircuits liggen ten grondslag aan dit verminderde werkgeheugen.
- Problemen met twee zogeheten theta-interacties maken dat deze circuits minder goed verbonden zijn.
Het kost meer cognitieve energie om deze verhaallijn te volgen. Bovendien heeft hij een minder prettige flow.
Dat komt doordat dezelfde concepten ver uit elkaar staan. De link met het bekende, oude concept is daardoor telkens pas aan het eind van de zin duidelijk.
Dus rijg niet zo:
- B … A
- C … B
- D … C
5. Vermijd onnodige herhaling
In een verhaal over een complex onderwerp spelen al snel veel concepten een rol.
Hoe houd je zo’n verhaal behapbaar?
De kunst is om concepten alleen te gebruiken waar je ze echt nodig hebt. Bij voorkeur op één geclusterd punt in je verhaalHet eerder genoemde artikel van Anna Clemens bevat hiervan een mooi voorbeeld..
Een concept speelt dan een rol in twee opeenvolgende bullets. En daarna niet meer.
Het gevaar is anders conceptuele wildgroei:
- Als je ouder wordt, gaat je werkgeheugen achteruit.
- Dat het werkgeheugen van ouderen achteruit gaat, komt doordat bepaalde breincircuits minder goed zijn verbonden.
- Deze belangrijke circuits voor het werkgeheugen hangen samen met twee zogeheten theta-interacties.
- We kunnen het werkgeheugen van ouderen verbeteren met een nieuwe methode die deze theta-interacties stimuleert.
Het groene concept ‘werkgeheugen’ komt in het voorbeeld in elke bullet terug.
In latere bullets zit dat concept eigenlijk de nieuwe, specifiekere concepten in de weg. Die dreigen daardoor onder te sneeuwen.
Ook worden zinnen later in je verhaal onnodig ingewikkeld als je niet clustert.
Dus rijg niet zo:
- A … B
- A … B … C
- B … C … D
6. Vermijd synoniemen
Werkgeheugen, werkgeheugen, werkgeheugen.
Om dat soort herhaling te voorkomen, gebruiken mensen vaak synoniemen.
Stilistische afwisseling maakt een verhaal minder eentonig.
Toch zijn synoniemen gevaarlijk als je aan het rijgen bent.
- Als je ouder wordt, gaat je werkgeheugen achteruit.
- Je kortetermijngeheugen gaat achteruit als bepaalde breincircuits minder goed verbonden zijn.
Door het synoniem krijgt het verbindende concept ‘werkgeheugen’ minder nadruk. Mensen zien niet meer automatisch hoe het nieuwe concept met het oude samenhangt.
In het beste geval moet je publiek door het synoniem harder werken.
In het slechtste geval herkennen ze het synoniem niet als zodanig.
Om herhaling te voorkomen, kun je soms wel naar de vorige zin verwijzen met een woord als ‘die’, ‘dat’, ‘dit’ of ‘deze’.
- Dat gebeurt als bepaalde breincircuits minder goed verbonden zijn.
Dus rijg niet zo:
- A … B
- β … C
- χ … D
Pas de rijgtechniek breed toe
De rijgtechniek is vooral nuttig in de structuurfase. De fase waarin je een verhaalopzet maakt, bijvoorbeeld met een bulletlist.
Maar je kunt de techniek ook direct gebruiken in een tekst, presentatie of ander communicatieproduct.
Bijvoorbeeld om titels van slides te verbinden. Of eerste zinnen van alinea’s. Of zinnen binnen een alinea.
In online trainingen analyseer ik vaak samen met deelnemers – via een shared screen met kleuren – de verbindende concepten in een verhaal.
Uiteraard kun je dit ook zelf doen.
Twijfel je of je publiek je verhaal zal kunnen volgen?
Pak er een paar fysieke of digitale stiften bij!
Arnaud is trainer, adviseur en tekstschrijver bij Analytic Storytelling. Hij helpt klanten om een heldere en overtuigende boodschap op papier te krijgen in woord en beeld.