Wat is storytelling?

‘De term “storytelling” maakt me nieuwsgierig. Maar wat het nou precies inhoudt…’

‘Ik wil storytelling gebruiken voor mijn communicatie. Hoe doe ik dat?

‘Kan ík dat ook, storytelling? Ik ben helemaal niet creatief.’

Dit is een greep uit de reacties op verjaardagen als ik over storytelling begin. En over de trainingen die ik erover geef.

Heb je ook dit soort vragen?

In dit artikel bespreek ik de drie basis-ingrediënten van een verhaal.

Zodat je beter begrijpt wat storytelling betekent. En zodat je voor je ziet hoe je het zelf kunt gebruiken.

Storytelling maakt je onderwerp interessant en urgent

Maar eerst even een stap terug.

Waarom zou je er eigenlijk aan beginnen: storytelling?

Storytelling zet je in omdat mensen een zwak hebben voor verhalen. Ook managers, financieel experts en beleidsadviseurs.

Een verhaal maakt je boodschap interessant, samenhangend en urgent.

Door een verhaal zien mensen iets voor zich. Ze begrijpen je boodschap beter, worden nieuwsgierig, emotioneel betrokken en geïnspireerd. En daardoor komen ze eerder in actie.

Storytelling: je doet het al

Wil je storytelling gebruiken voor de communicatie over je werk?

Dat voelt misschien als iets compleet nieuws.

Toch is het dat niet: je doet het al.

Iedereen vertelt verhalen. Ook op en over zijn werk.

Bijvoorbeeld over het idee voor een nieuw product dat ontstond tijdens een rondje hardlopen. Over die keer dat de stroom uitviel in het lab. Over de inside joke die een collega in een memo heeft verstopt.

Voor storytelling hoef je dus niet vanaf nul te beginnen.

Je begint met het vermogen dat je al hebt.

Vervolgens versterk je dit vermogen met verhalende technieken. Zodat je het bewuster en beter inzet.  

Daarvoor put je uit technieken die al eeuwen worden gebruikt in allerlei vormen. Van mythen en sprookjes tot Hollywoodfilms en games.

Een verhaal bevat 3 hoofdingrediënten

Een verhaal kent grofweg drie hoofdingrediënten: een hoofdpersoon, een spanningsboog en scènes.

Ingrediënt 1: Hoofdpersoon

Verhalen gaan (meestal) over mensen.

Over hun drijfveren, doelen, emoties en problemen.

Een verhaal vertellen, is daarom het makkelijkste met personages. Die kunnen echt zijn of fictief.

Een klassiek verhaal heeft één hoofdpersoon. Daarnaast zijn er andere personages die de hoofdpersoon tegenwerken of helpen.

Door een hoofdpersoon krijgt je verhaal perspectief, richting en samenhang. En je publiek gaat meeleven.

In een verhaal over jouw onderwerp kun je bijvoorbeeld één specifieke burger, klant of patiënt als hoofdpersoon kiezen.

Je hoofdpersoon is dan bijvoorbeeld Ingmar, een freelance grafisch ontwerper van 32 jaar.

Hij heeft een paar kleine opdrachtgevers en één grote: een webshop voor dierenvoeding.

Zijn vrije tijd besteed Ingmar graag aan racefietsen en mountainbiken. Daar geeft hij veel geld aan uit.

Ingrediënt 2: Spanningsboog

Het tweede hoofdingrediënt van storytelling is een structuur met een spanningsboog. Of in storytellingjargon: een narrative arc.

Een narrative arc volgt een min of meer vast stramien.

Aan het begin leert het publiek de hoofdpersoon (of het onderwerp) kennen en raakt het erbij betrokken.

In een film heeft dit vaak de vorm van 24 hours in the life of…

Maar alleen een hoofdpersoon of onderwerp leren kennen en erbij betrokken raken is niet genoeg.

Om het publiek geïnteresseerd te houden, moet ook iets gebeuren. Iets op het spel staan.

Alleen dan is het een verhaal.

De hoofdpersoon krijgt daarom gewoonlijk een doel. Of een probleem dat hij moet oplossen. Het doel in The Lord of the Rings is bijvoorbeeld om de ring te vernietigen in de Doemberg.

Het doel zet het verhaal in beweging en onder spanning. Het zorgt voor een kloof tussen waar we zijn en waar we naartoe willen. En er zijn allerlei obstakels om daar te komen.

Aan het eind van de narrative arc wordt de spanning ingelost.

Een klassiek einde is een ‘resolutie’, een oplossing: de ring wordt vernietigd, de geliefden vinden elkaar, de moordenaar wordt opgepakt.

Hoe ziet een narrative arc in je professionele communicatie eruit?

Als financieel adviesbureau zeg je dan bijvoorbeeld dat controle over je geld belangrijk is. Het zorgt dat je kunt doen wat voor jou waarde heeft, zoals in een fijn huis wonen of op fietsvakantie gaan.

Veel mensen hebben alleen geen realistisch beeld van hun financiën. Een voorbeeld is grafisch ontwerper Ingmar. Hij heeft een hoge studieschuld, is te optimistisch over de vooruitzichten van zijn grafisch ontwerpbureau en blijft fietsspullen kopen.

Dat is risicovol. Na een paar tegenslagen kan hij in de schulden komen, stress krijgen, schuld op schuld stapelen en uiteindelijk bijvoorbeeld zijn huis verliezen.

De oplossing is een website met een financiële-gezondheidstest. Iemand als Ingmar vult hierop vragen in over inkomsten, uitgaven, sparen en lenen. Hij krijgt dan een score en advies. Bijvoorbeeld om een buffer op te bouwen.  

Ingrediënt 3: Scènes

Het derde en laatste hoofdingrediënt van storytelling is de scène.

Een scène speelt zich af op een specifieke plek, op een specifieke tijd. Meestal bevat een scene personen, zintuigelijke details en actie.

Door een scène ziet het publiek iets voor zich en wordt het ondergedompeld in het verhaal.

Het tegenovergestelde van een scene is een samenvatting.

Een samenvatting is bijvoorbeeld: in de jaren die volgden kreeg het stel drie kinderen.

In een scène zoom je in op de twee oudste kinderen die bij hun pasgeboren zusje mogen komen kijken. Je beschrijft hoe hun ogen twinkelen en hoe ze haar voorzichtig over haar wang aaien. En hoe ze een paar minuten later met een schok het ziekenhuisbed hoger zetten omdat ze nieuwsgierig op een knopje drukken.

In een scène in je professionele communicatie beschrijf je bijvoorbeeld dat Ingmar een mail opent van zijn grootste opdrachtgever.

De webshop voor dierenvoeding is failliet. Ze kunnen zijn facturen niet betalen.

Ingmar heeft net een nieuwe gravel bike – een racefiets geschikt voor onverharde paden. Hij gaat een rondje fietsen om dit nieuws te verwerken.

Hij rijdt op hoge snelheid een heuveltje af. Onderaan moet hij over een wildrooster. Hij draait zijn stuur licht om de bocht te nemen. Dan voelt hij zijn wiel wegglijden.

Hij valt. Hij schreeuwt het uit van de pijn. In zijn rechterarm – zijn goede arm – voelt hij een stekende, brandende pijn. Waarschijnlijk gebroken.

Twee seconden later denkt hij: shit, mijn eigen risico. En hoe moet ik nu werken?

Meer of minder storytelling?

Personages, een spanningsboog, scènes…

Je kunt ze allemaal tegelijk inzetten om je communicatie te verbeteren. Dan heb je een volledig verhaal.

Maar ook als je één van de drie ingrediënten gebruikt, maakt dat veel verschil.

Bijvoorbeeld als je je beleidsplan structureert met een herkenbaar begin, een complicatie en een resolutie. Of als je je blogpost begint met een korte anekdote: een scène. 

Hoe je storytelling inzet hangt af van je publiek, je doel en het medium. En van waar je jezelf comfortabel bij voelt. Mijn advies: experimenteer vooral. Het leven is te kort voor saaie presentaties en teksten.

Meer weten?

Wil je meer weten over storytelling? Of wil je het gebruiken in je werk?


Priscilla is directeur, adviseur en trainer van Analytic Storytelling. We helpen mensen om inhoudsgedreven verhalen te maken.