Adviesstukken, rapportages, wetenschappelijke artikelen. Heb je ooit iemand ontmoet die van deze teksten geniet?
Veel mensen lezen zakelijke teksten met milde tegenzin. Dat komt vaak door de schrijfstijl. Lange zinnen, veel jargon en abstract taalgebruik.
Hoe voorkom je dat je je hier zelf schuldig aan maakt?
De 6 schrijftips in dit artikel helpen je op weg. Aan de hand van deze vuistregels kun je begrijpelijke teksten schrijven die mensen met plezier lezen.
1. Maak zoveel mogelijk zinnen actief
- Benoem degene die de handeling uitvoert.
- Gebruik alleen passieve zinnen als je de nadruk wil leggen op de ‘ontvanger’.
Het is een veelgehoord schrijfadvies: schrijf actief!
Toch staan ambtelijke en wetenschappelijke teksten tjokvol passieve zinnen. Wetenschappers onderzoeken niet, maar ‘er is onderzocht’. Ambtenaren geven geen advies, nee, ‘geadviseerd wordt…’.
Niet altijd handig. Want in passieve zinnen ontbreekt vaak relevante informatie. En ze zijn vaak wolliger dan actieve zinnen.
In passieve zinnen wordt degene die handelt vaak weggelaten
In een passieve zin kan je degene die handelt weglaten. Dat wordt dan ook vaak gedaan. Waardoor onduidelijk is wie de centrale handeling verricht:
Er is besloten de kernwapentests in de Stille Zuidzee te hervatten.
Deze ontwikkelingen worden gezien als belangrijk voor …
Wie heeft besloten? Wie vindt die ontwikkelingen belangrijk?
In actieve varianten van deze zinnen wordt dat wel benoemd:
De Franse president heeft besloten kernwapentests in de Stille Zuidzee te hervatten.
Ons onderzoeksteam acht deze ontwikkelingen belangrijk voor …
Doordat zo’n passieve zin je niet vertelt wie de actie uitvoert, is het moeilijker om je er een beeld bij te vormen. Dat maakt het lastiger om zo’n zin snel te begrijpen – en te onthouden.
Wil je duidelijk en beeldend schrijven, maak dan dus actieve zinnen waar mogelijk, met een duidelijk handelend personage.
‘Maar ik mag geen ‘ik’ of ‘wij’ schrijven‘
Passieve zinnen komen veel voor waar mensen geen ‘ik’ of ‘wij’ willen schrijven. Omdat dat in zou gaan tegen ambtelijke of wetenschappelijke conventies, bijvoorbeeld.
Zij schrijven dan ‘er is onderzocht’ of ‘geadviseerd wordt’, in plaats van ‘wij hebben onderzocht’ en ‘ik adviseer’.
Vraag je eens af of het echt nodig is om je aan deze conventies te houden.
Veel overheden streven er tegenwoordig naar om helderder te communiceren, en moedigen ambtenaren aan om actieve zinnen te maken.
Hetzelfde geldt voor sommige wetenschappelijke tijdschriften. In de auteursinstructies van Nature staat bijvoorbeeld:
Nature journals prefer authors to write in the active voice (“we performed the experiment…”).
Een passieve schrijfstijl lijkt eerder ingegeven door (vermeende) conventies dan door expliciete verboden. Durf conventies te bevragen – en geef het goede voorbeeld.
Gebruik alleen passieve zinnen als de ontvanger belangrijk is
Er zijn natuurlijk gevallen waarin je juist een passieve zin nodig hebt.
Bijvoorbeeld als de ‘ontvanger’ van de handeling veel belangrijker is dan degene die de handeling verricht. In andere woorden: als het gaat om degene die de actie ondergaat. En niet om degene die de actie uitvoert.
Of als er geen makkelijk aan te wijzen handelende persoon is.
Neem dit voorbeeld:
De witte sedimentlagen werden afgezet in het Krijt.
Het gaat hier om de sedimentlagen, niet zozeer om de processen die die lagen hebben afgezet. Die processen zijn ook moeilijk aan te wijzen en af te bakenen. De passieve zin stelt de sedimentlagen centraal.
Ook als een handeling wordt verricht door meerdere personen of partijen die je niet kort kan of wil benoemen, is een passieve zin handiger.
Neem deze zin:
Er wordt veel CO2 uitgestoten in het Ruhrgebied.
Talloze partijen stoten CO2 uit in het Ruhrgebied. De chemische en de maakindustrie, het verkeer, gebouwen, land- en bosbouw, energiecentrales…
Stel dat je de nadruk wilt leggen op de uitstoot, en op de locatie, het Ruhrgebied. Een actieve versie van deze zin zou dan niet handig zijn, omdat je daarin alle vervuilers moeten opsommen, wat zou afleiden van je hoofdboodschap. Hier is een passieve zin dus handig.
Controleer je eigen tekst
Vraag je telkens af: wat is de belangrijkste handeling in deze zin? Wie voert deze handeling uit? Heb ik diegene of datgene genoemd?
2. Laat werkwoorden werken
- Gebruik werkwoorden om acties, processen en gebeurtenissen te beschrijven.
Van werkwoorden kun je gemakkelijk zelfstandig naamwoorden maken.
Het werkwoord aanvallen kan je omzetten in het zelfstandig naamwoord de aanval. Van muteren kan je maken: de mutatie.
Dit soort ‘bevroren’ werkwoorden komt veel voor in wetenschappelijke en ambtelijke teksten. Met dit soort resultaten:
De bespoediging van de liberalisering van de energiemarkt kan worden geeffectueerd door de formulering van protocollen voor het verhandelen van hernieuwbare energie.
De technische term voor werkwoorden die bevroren zijn in zelfstandig naamwoorden, is nominalisaties. Maar literatuurwetenschapper Helen Sword noemt ze liever zombie nouns. Want: ‘they cannibalize active verbs, suck the lifeblood from adjectives and substitute abstract entities for human beings.’
In teksten met nominalisaties verdwijnen de handelende personen vaak uit zicht. Net zoals in passieve zinnen. Kijk maar naar het voorbeeld hierboven: wie bespoedigt de liberalisering, en wie zou die protocollen formuleren?
Nominalisaties halen het leven uit je tekst. Ontdaan van directe werkwoorden en handelende personen wordt de tekst abstract, indirect en formeel.
Als je nominalisaties terugverandert in werkwoorden, wordt de tekst directer en duidelijker:
De overheid kan de liberalisering van de energiemarkt bespoedigen door protocollen te formuleren voor het verhandelen van hernieuwbare energie.
Houd nominalisaties binnen de perken
Natuurlijk zijn nominalisaties niet per definitie fout. Sommige teksten gaan nu eenmaal over abstract entities en niet zozeer over human beings.
En nominalisaties zoals klimaatopwarming en globalisering besparen een boel uitleg, en dus ruimte.
Maar net als zombies worden nominalisaties een probleem zodra ze in groten getale samendrommen. Laat daarom bij voorkeur niet nominalisaties, maar werkwoorden het werk doen.
Controleer je eigen tekst
Onderstreep de woorden die de belangrijkste acties, processen en gebeurtenissen in je tekst beschrijven. Check of de onderstreepte woorden werkwoorden zijn. Zo niet, kijk dan of je er werkwoorden van kan maken. Zo wordt je tekst directer, beknopter en makkelijker leesbaar.
3. Vermijd onnodig jargon, en licht technische begrippen toe
- Als er simpele alternatieven zijn voor onbekende begrippen en jargon, gebruik die dan.
- Kan je jargon niet vermijden, introduceer het dan.
- Zet jargon en onbekende begrippen aan het eind van je zin.
Overal waar mensen zich specialiseren, ontstaat jargon. Van kwantumfysici tot wijnkenners en van Silicon Valley-techies tot wielrenners en gamers.
Jargon is een handige manier om efficiënt te communiceren met de mensen in jouw specialistische bubbel. Buiten die bubbel is jargon niet handig.
Tot zover niets nieuws.
Helaas overschatten specialisten meestal de omvang van hun bubbel. Ze denken dat meer mensen hun vaktaal begrijpen dan werkelijk het geval is.
Het resultaat: moeilijk te lezen teksten, waar soms zelfs de experts mee worstelen. Zoals cognitief psycholoog Steven Pinker verzuchtte:
Ga er dus maar vanuit dat je je lezers overschat. Ook je collega’s.
Gebruik simpelere alternatieven waar mogelijk
Vaak is jargon niet eens nodig, omdat er een begrijpelijker alternatief is.
Je kan ‘eicel’ schrijven in plaats van ovum. ‘Tweetal’ of ‘koppel’ in plaats van dyade. En ‘vergisting’ in plaats van fermentatie. Gebruik desnoods een synoniemenwoordenboek.
Dankzij zulke simpele ingrepen bereik je een veel groter publiek.
Sommige mensen gebruiken jargon omdat ze bang zijn dat ze minder serieus genomen worden als ze toegankelijkere taal gebruiken. Die angst is meestal onterecht. Zoals wetenschapsjournalist Tim Radford schreef:
‘No one will ever complain because you have made something too easy to understand.’
Vertrouw erop dat je lezer zijn oordeel baseert op de inhoud van je tekst. En niet op je technische vocabulaire.
Kan je niet zonder vaktermen, introduceer ze dan – en doe dit zachtzinnig
Als specialist gebruik je natuurlijk ook vaktermen waar geen eenvoudig alternatief voor is. Voor woorden als fractal, albedo of gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek bestaan geen simpelere synoniemen.
Als je dergelijke vaktermen gebruikt, introduceer ze dan, zo zachtzinnig mogelijk. Dat doe je door eerst de uitleg te geven, en pas daarna de vakterm te noemen.
Zo ziet een tekst eruit waarin dat niet gebeurt:
Geprogrammeerde celdood is celdood die in gang gezet wordt door een intracellulair programma. Apoptose is geprogrammeerde celdood in multicellulaire organismen. Blebbing, het uitstulpen van de celinhoud in kleine bolletjes, is een kenmerkende stap in dat proces.
Aan het begin van elke zin staat een verrassing, een vakterm die de lezer nog niet kan plaatsen.
Geef je daarentegen eerst de uitleg, en noem je daarna pas het onbekende begrip, dan landt die term zacht in het hoofd van je lezer, die al meer context heeft.
Je kan de lezer nog meer voorbereiden door aan te kondigen dat er een onbekende term aankomt: ‘we noemen dit…’ of ‘de technische term hiervoor is…’.
Bijvoorbeeld:
Levende cellen hebben een ingebouwd programma om zichzelf te vernietigen. Die zelfvernietiging heet geprogrammeerde celdood. In meercellige organismen heet dat proces apoptose. Een kenmerkende stap in dit zelfvernietigingsproces is het uitstulpen van de celinhoud in kleine bolletjes. Dat wordt blebbing genoemd.
De auteurs van het boek The craft of research hebben een handige, ultrakorte vuistregel voor dit principe: complexity last. Met andere woorden: zet bekende en eenvoudigere informatie aan het begin van je zin, en onbekende en complexe informatie aan het eind.
Controleer je eigen tekst
Onderstreep in je tekst de vaktermen. Of nog beter: vraag iemand die op je lezers lijkt om dat voor je te doen. Zoek eenvoudigere alternatieven, en als die er niet zijn, introduceer deze begrippen dan. Zet ze waar mogelijk aan het eind van de zin.
4. Gebruik concrete en specifieke taal
- Maak abstracte begrippen concreter en specifieker
- Gebruik zintuiglijke taal
- ‘Show’ én ‘tell’
In 2018 won de Britse Brexitminister Steve Barclay de Golden Bull award voor bad language met deze tekst:
Under the Brexit deal, we have agreed to strike an ambitious new flexible and scalable relationship that allows us to combine resources worldwide for maximum impact.
Zolang Barclay de abstracte termen flexible, scalable, relationship, resources en impact niet concreet maakte, konden die van alles betekenen. En daardoor niets.
‘It means nothing, Steve, nothing’, aldus de jury.
Maak het specifiek
Specialisten gebruiken abstracte begrippen, omdat die veel informatie kunnen overbrengen in weinig woorden. Dat bespaart tijd en ruimte.
Neem deze zin:
Verzuring van de oceanen heeft een negatieve invloed op kalkvormende organismen.
Het woord kalkvormende organismen omvat een enorme verscheidenheid aan zeewezentjes. Dankzij het abstracte containerbegrip hoef je die niet allemaal te noemen. Handig en snel.
Maar: het werkt alleen voor lezers die weten naar welke wezentjes dat begrip verwijst. Lezers die dat niet weten kunnen weinig met die term.
Hetzelfde geldt voor ‘negatieve invloed’. Wat voor invloed? Hoezo negatief?
De zin wordt veel duidelijker als je de brede begrippen specifieker maakt:
Naarmate oceanen verder verzuren, wordt het moeilijker voor schelpdieren en zee-egels om schelpen en skeletten te vormen.
Dit geldt ook voor communicatie met experts.
Want misschien denken marien biologen bij bovenstaande zin wel meteen aan koralen – dat zijn ook kalkvormende organismen – terwijl het jou gaat om schelpdieren en zee-egels. Gebruik je concrete taal, dan is de kans op misinterpretatie kleiner.
Maak je begrippen dus niet te ruim, maar kies woorden die precies passen. Zeg niet ‘interactie’ als je ‘gesprek’ bedoelt. En niet ‘in de publieke ruimte’ als je bedoelt ‘op straat’.
Gebruik zintuiglijke taal
Specifieker schrijven betekent vaak: meer zintuiglijke taal gebruiken. Beschrijven hoe dingen eruitzien, hoe ze klinken, ruiken, voelen of proeven.
Met zintuiglijke taal zet je een beeld op het netvlies van de lezer.
Dat is winst, want hoe beter de lezer zich kan voorstellen wat je beschrijft, hoe makkelijker ze de boodschap begrijpt en onthoudt.
Neem uit het voorbeeld hierboven: ‘…moeilijker voor schelpdieren en zee-egels om schelpen en skeletten te vormen…’ Een niet-expert kan zich je daar waarschijnlijk niet zoveel bij voorstellen.
Een wat meer zintuiglijke beschrijving helpt haar daarbij:
In een verzuurde omgeving maken schelpdieren dunnere, brozere schelpen die sneller breken. De pantsers van jonge zee-egels blijven kleiner en zijn vaak misvormd.
Show én tell
Als je zintuigelijke en specifieke informatie geeft, wordt je tekst levendiger, en vaak ook overtuigender. Je lezers worden meer de tekst in getrokken.
Daarom is een bekend adagium onder schrijvers en journalisten show, don’t tell. Dat wil zeggen: je kan je lezer vertellen (tell) dat iets het geval is – dat oceaanverzuring een negatief effect heeft, bijvoorbeeld. Maar je kan het ook laten zien (show), door broze schelpen en misvormde zee-egels te beschrijven. Je lezer kan dan zelf de conclusie trekken over het effect van oceaanverzuring.
Stel dat je je lezer wil overtuigen dat jouw software preciezer en efficiënter is dan de meeste bestaande software. Dan kan je dat vertellen:
Onze state-of-the-art medische imaging software is efficiënter, zonder in te leveren op accuratesse.
Maarals je toont wat er concreet mogelijk is met die software, wordt je verhaal overtuigender:
Onze software maakt gebruik van de nieuwste technologie, waardoor MRI-scans geen 45 maar slechts 15 minuten duren, met hetzelfde resultaat.
Door te laten zien wat ‘efficiëntie’ betekent, is meteen duidelijk wat voor voordelen die efficiëntie heeft.
En omdat je zeker wil zijn dat de boodschap overkomt, is het slim om zowel te showen als te tellen:
Onze state-of-the-art medische imaging software is efficiënt zonder verlies van accuratesse. Met deze software duren MRI-scans geen 45 maar slechts 15 minuten, met hetzelfde resultaat.
Controleer je eigen tekst
Controleer je tekst op containerbegrippen en termen die zo abstract zijn dat je ze niet voor je kan zien. Probeer ze specifieker te maken of in zintuiglijke taal te vatten. Zet een beeld op het netvlies van je lezer: ‘showen’ én ‘tell’.
5. Vermijd wollig en wijdlopig taalgebruik
- Formuleer de hoofdboodschap van een zin bondig en precies.
- Schrap overbodige woorden.
Wollige en wijdlopige teksten kosten de lezer tijd en moeite.
Erger: als je veel onnodige woorden en onduidelijke taal gebruikt, zou je lezer de boodschap wel eens over het hoofd kunnen zien.
Bedenk daarom voor iedere zin welk punt je wil maken. En formuleer dit punt vervolgens zo direct en beknopt mogelijk.
Neem bijvoorbeeld deze niet-zo-heel-duidelijke zin:
De afgelopen jaren is de museumsector getuige geweest van een negatieve trend wat betreft de bezoekersaantallen.
Door wijdlopige en wollige formuleringen – ‘negatieve trend’, ‘wat betreft’- is deze zin onnodig vaag. Dat kan veel scherper:
De afgelopen jaren daalde het aantal museumbezoekers.
Om overbodige taal uit een zin te schrappen, onderstreep je eerst de kernwoorden in die zin. Vervolgens maak je die kernwoorden zo mogelijk beknopter en preciezer. Met die nieuwe kernwoorden maak je een zo bondig mogelijke nieuwe zin.
Een voorbeeld:
Onderzoek wijst uit dat vergroting van het mondiale bosoppervlak door het planten van bomen de mondiale klimaatopwarming kan afremmen door middel van een 25% reductie van de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer.
Laten we zeggen dat je de volgende kernwoorden kiest:
Onderzoek wijst uit dat vergroting van het mondiale bosoppervlak door het planten van bomen de wereldwijde klimaatopwarming kan afremmen door een 25% reductie van de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer.
Als je die woorden kernachtiger formuleert, en er een nieuwe zin mee maakt, wordt die veel makkelijker te lezen. Bijvoorbeeld zo:
Door het mondiale bosoppervlak te vergroten kunnen we de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer reduceren, en zo klimaatopwarming afremmen.
Of nog korter:
Door bosoppervlak te vergroten kunnen we klimaatopwarming afremmen.
In de volgende zinnen kun je dan meer informatie geven. Bijvoorbeeld dat vergoten van het bosoppervlak de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer reduceert, tot wel 25%. En dat onderzoek dit heeft aangetoond.
Controleer je eigen tekst
Bedenk voor elke zin wat je belangrijkste punt is. Onderstreep de kernwoorden in die zin. Maak die kernwoorden preciezer en formuleer er een nieuwe, een kernachtige zin mee.
6. Structureer lange zinnen. Of knip ze in stukjes.
- Knip lange zinnen op in meerdere korte zinnen.
- Begin lange zinnen met de hoofdboodschap.
Lange zinnen zijn soms lastig te volgen, zeker als ze complexe informatie bevatten. Ze bevatten vaak ook meerdere boodschappen, die in een ingewikkelde structuur met elkaar zijn verbonden.
Het kost moeite zulke zinnen te verwerken. En een lezer die je ingewikkelde zinsconstructie probeert te ontcijferen kan zich minder goed concentreren op de inhoud.
Je kunt je publiek dus helpen door vaker een punt te zetten. Bijvoorbeeld in plaats van een komma.
Dat geeft je lezer een adempauze. Bovendien breek je zo je verhaal op in kleinere informatiebrokjes. Die kan je lezer stap voor stap tot zich nemen.
Zinnen met één boodschap zijn het makkelijkst te verwerken. Door middel van signaalwoorden kun je die zinnen logisch met elkaar verbinden.
Natuurlijk hoef je langere zinnen niet te vermijden. Voor het ritme van je tekst is het juist prettig om lange en korte zinnen af te wisselen.
Maar het is wel goed om af en toe de gemiddelde lengte van je zinnen te checken.
Zet het belangrijkste punt aan het begin van lange zinnen
Lange zinnen zijn moeilijker te verwerken als de hoofdboodschap pas aan het eind duidelijk wordt.
Neem bijvoorbeeld deze zin:
Temperatuurschommelingen, lekkage, ongedierte zoals insecten en knaagdieren, schimmel, rot, en ook menselijke factoren (er is wel eens wat gestolen) hebben waardevolle collecties in het stadsarchief beschadigd.
Tot vlak voor het eind van de zin is niet duidelijk waar de lange opsomming over gaat.Pas daar wordt het hoofdpunt duidelijk: de waardevolle collecties raken beschadigd. En de lange opsomming is een lijst van veroorzakers van die schade. Maar vóór de vetgedrukte tekst kan de zin nog alle kanten op.
Kijk wat er gebeurt als je de hoofdboodschap aan het begin zet:
De waardevolle collecties in het stadsarchief zijn beschadigd door temperatuurschommelingen, lekkage, ongedierte zoals insecten en knaagdieren, schimmel, rot, en ook door menselijke factoren (er is wel eens wat gestolen).
Je maakt het de lezer nog makkelijker als je de zin in behapbare stukken opknipt:
De waardevolle collecties in het stadsarchief zijn beschadigd. Door temperatuurschommelingen en lekkage zijn oude boeken aangetast. Sommige schimmelen en rotten. Ongedierte, zoals insecten en knaagdieren, vreet aan de stukken. Ook de mens vormt een bedreiging: er is weleens wat uit het archief gestolen.
Zo hoeft je lezer zich niet te concentreren op het navigeren van ingewikkelde zinsconstructies, en kan ze zich in plaats daarvan volledig wijden aan de inhoud van je tekst.
Controleer je eigen tekst
Knip lange zinnen op in meerdere korte, bijvoorbeeld door komma’s door punten te vervangen. Onderstreep in lange zinnen de hoofdboodschap. Kijk of je je zin met die hoofdboodschap kan beginnen.
Tot slot: wees flexibel
Geen van deze 6 tips is in steen gebeiteld. Het zijn vuistregels, bedoeld om duidelijke, informatieve, ondubbelzinnige teksten te schrijven, die lezers zo snel mogelijk begrijpen.
Helder schrijven over complexe onderwerpen is niet makkelijk. Maar het loont om erin te investeren. Je lezers zullen je dankbaar zijn!
Marieke is trainer, adviseur en redacteur bij Analytic Storytelling. Ze is een ervaren wetenschapsjournalist en zoekt dus altijd naar het verhaal achter een complex onderwerp.