Hoe misschien is misschien?

Judith is graag alleen. En ze houdt haar agenda graag open.

Laatst zei Judith dat ze ‘misschien’ op mijn feestje zou komen. Ik weet wat dat betekent: ze komt niet. Maar om dat letterlijk te zeggen is ook weer zo onbeleefd…

Ik geef toe dat ik ‘misschien’ zelf ook weleens zo gebruik. Al staat dat haaks op mijn principe van directe communicatie.

Anyway. Vandaag deel ik graag een onderzoek met je. Over kanswoorden.

Woorden zoals bijna, altijd, vaak, doorgaans, soms en zelden. En natuurlijk misschien.

Een aantal onderzoekers (drie) vroegen mensen kanswoorden te vertalen naar een percentage. Een kleine kans op bijwerkingen, betekent dat een kans van 3%, of 15%?

De antwoorden lopen enorm uiteen.

Meestal scoort bijvoorbeeld tussen de 60 en 95%. Met een gemiddelde geschatte kans van 76%.

Woorden aan het begin en het eind van het kansenspectrum leiden tot de minste interpretatieverschillen. Maar zelfs nooit (gemiddeld geschat op 6%) en altijd (gemiddeld geschat op 96%) blijken mensen – opmerkelijk genoeg – verschillend te interpreteren.

Wat kun je hiermee?

Vooral terughoudend zijn met kanswoorden. En waar dat kan kanswoorden specifiek maken met een percentage. En eventueel afbeeldingen gebruiken.

Hetzelfde geldt overigens voor andere kwalitatieve woorden zoals groot, lang en veel.

Misschien wordt overigens gemiddeld geïnterpreteerd als een kans van 41%. Mogelijk heeft Judith dus niet aan het onderzoek meegedaan.

Groet,

Arnaud